Het artikel van Raymond Noë op Neerlandistiek behandelt de heruitgave van de bundel Christophorus van Willem de Mérode, een invloedrijke Nederlandse dichter die leefde van 1887 tot 1939. Deze heruitgave biedt een nieuwe kans om het werk van De Mérode opnieuw te beschouwen en te verkennen. Noë gaat diep in op de betekenis en de context van De Mérode’s dichtwerk, waarbij hij bijzondere aandacht besteedt aan de complexe relatie tussen de religieuze thema’s en de persoonlijke worstelingen van de dichter. De bundel Christophorus, die oorspronkelijk in 1924 verscheen, wordt gevierd door Noë om zijn diepgang en het introspectieve karakter. Noë prijst de emotionele kracht van de gedichten en de manier waarop De Mérode universele thema’s weet te verwoorden, zoals de zoektocht naar zingeving en de strijd tussen lichaam en geest.
De bundel wordt geprezen om zijn rijke taalgebruik en de bescheiden doch krachtige beelden. Noë legt uit hoe de gedichten zowel intiem als universeel zijn, en hoe ze erin slagen om een brug te slaan tussen persoonlijke belevenissen en bredere spirituele thema’s. Hierbij benadrukt hij niet alleen de religieuze dimensie van het werk, maar ook de esthetische kwaliteiten die het zo bijzonder maken.
Hoewel Noë erkent dat de dichtkunst van De Mérode niet zonder controverse is, gezien de biografische achtergrond van de dichter, plaatst hij de werken in een bredere context en wijst hij erop dat de intrinsieke waarde van de gedichten zelf niet mag worden onderschat. Hij stelt dat Christophorus een essentiële bijdrage levert aan het Nederlandse literaire erfgoed.
De bespreking waarin Noë deze heruitgave in een cultureel en literair perspectief plaatst, toont zijn bewondering voor De Mérode en het vakmanschap dat in zijn werk schuilt. Noë beziet de heruitgave als een cruciale stap voorwaarts in de waardering van Willem de Mérode als een van de belangrijke stemmen van zijn tijd.
Zoals te verwachten valt in een bloemrijk betoog komt Noë enkele dissonanten tegen die hij niet kan verdoezelen, hoewel de algehele toon van zijn betoog aanvoelt als een laudatio van De Mérode zelf, waardoor het soms ontbreekt aan kritische scherpte. Noë’s emotionele betrokkenheid bij het werk van De Mérode kan de lezer soms irriteren door de evidente idolatrie, maar tegelijkertijd weet hij door zijn liefde voor het onderwerp ook een diepere blik te werpen op de complexe laag van de gedichten.
Deze heruitgave biedt volgens Noë een welkome mogelijkheid om de literaire nalatenschap van Willem de Mérode opnieuw in het heden te plaatsen en te erkennen als een vitaal onderdeel van de Nederlandse poëzie. Zijn bewondering en liefde voor de dichtkunst van De Mérode sijpelen door elke zin van het essay heen. Daarmee inspireert hij de lezer om zich opnieuw, of voor het eerst, te verdiepen in het rijke oeuvre van deze vaak miskende dichter.
Lees het artikel waar deze recensie op gebaseerd is: Bronartikel op Neerlandistiek
Steven de Waard