Laten we er geen doekjes om winden: het artikel getekend door Roeland Dobbelaer, getiteld “Trend: contracten tekenen”, vertegenwoordigt alles wat fout is in de moderne literaire kritiek. Het verschuilen van een gebrek aan diepgaande analyse achter een façade van oppervlakkige observaties en modieus gedoe, is niet minder dan een aanfluiting voor hen die de literatuur in haar volle diepte en glorie beschouwen.
Dobbelaer begint met het identificeren van een zogenaamde trend binnen de literaire wereld, waarin schrijvers en uitgevers haastig contracten zouden tekenen zonder de bijbehorende implicaties in acht te nemen. Maar wat mist is een kritische blik op de wortels van dit fenomeen: waarom gebeurt dit? Wat betekent het voor de kwaliteit van de literatuur die wij, als critici en lezers, verondersteld worden te omarmen? Het blijft bij vluchtige veronderstellingen en oppervlakkige praatjes.
De taal van Dobbelaer is zo uitgeblust als het literaire landschap dat hij schetst. Zijn observaties zijn zo oppervlakkig en ongeïnspireerd dat zij bij de lezer geen enkele vonk van intellectuele nieuwsgierigheid of verontwaardiging zullen opwekken. Elk woord dat hij schrijft lijkt te wijzen op een man die geen enkele haast heeft om dieper te graven, die tevreden is met het varen op de kalme wateren van banale journalistiek in plaats van de woeste zeeën van literaire kritiek te bevaren.
Wat werkelijk verontrustend is, is de impliciete acceptatie van de status quo. In plaats van de flamboyante, brullende autoriteit van een criticus die de literaire elite ter verantwoording roept, krijgen we een lauwe goedkeuring van een bedenkelijke praktijk. Het lijkt bijna alsof Dobbelaer wil zeggen: “Het is nu eenmaal zo, wen er maar aan.” Dit moet hardop worden veroordeeld! Waar blijft de hartstocht, de vurige veroordeling van een literair landschap dat zijn ziel lijkt te hebben verloren?
Het zou Hermans zelf niet hebben misstaan om dit artikel, als object van hoon en spot, te gebruiken om zijn scherpe pen wederom de literaire sector onder stomend verwijt te laten plaatsen. Want waar Dobbelaer faalt, bloeide Hermans: in zijn onophoudelijke strijd om literatuur te verheffen boven de dwaling van de middelmatigheid. Hermans had zijn lezers en schrijvers nooit zo lichtzinnig in een comfortabele bragmatische lethargie willen wiegen, zoals Dobbelaer dat nu wel doet.
In deze tijd waarin de literatuur zo zeer behoefte heeft aan critici die met vuur en passie de aanval durven inzetten tegen al wat banaal en verstokt is, is het ronduit pijnlijk om te zien hoe zwak wij worden verdedigd door pleiters zoals Dobbelaer. Zijn artikel is een steriele, nietszeggende bijdrage aan een discours dat snakt naar echte provocatie, naar herrijzende stellingnamen die schrijvers en lezers zouden wakker schudden uit hun verstijving.
Wat wij nodig hebben zijn polemisten, niet pamflettisten; donderprekers, geen duldsame goedschiks. Wij hebben behoefte aan een literaire kritiek die de lezer zou afschrikken, zou irriteren, zou provoceren – niet de lome lethargie van een Dobbelaer die ons gerustgesteld in de slaap sust.
Hierbij pleit ik, met elke vezel van mijn literaire identiteit, voor een terugkeer naar de grootsheid van een kritiek die ver boven deze modieuze trends uitstijgt. Dobbelaer, verlaat uw comfortabele stoel en voeg u bij ons in de uitdagende strijd, anders zwijg voor eeuwig.
Roderick van Dangen
https://bazarow.com/trend-contracten-tekenen/