Als criticus ben ik vaak sceptisch, zeker als het gaat om de huidige staat van het taalonderwijs aan nieuwkomers in Europa. Het artikel van Sterre Leufkens over taalonderwijs aan nieuwkomers in Engeland, Ierland, Oostenrijk en Spanje kenmerkt zich door een oppervlakkige benadering en een beledigend simplistische voorstelling van zaken. Haar betoog is een opstapeling van clichématige observaties en vage aanbevelingen, die weinig verlichting brengen in de complexe problematiek rondom taalonderwijs voor migranten.
Leufkens begint met een overdreven enthousiasme over het beleid van deze vier landen, waarbij zij hun onderwijssystemen prijst zonder kritisch te kijken naar de diepgewortelde problemen en uitdagingen die nieuwkomers dagelijks moeten doorstaan. Zo stelt zij dat Engeland excellente programma’s biedt ter ondersteuning van anderstaligen, maar laat na te vermelden dat deze programma’s vaak halfslachtig worden uitgevoerd en afhankelijk zijn van de politieke kleur van de lokale overheid.
Verder prijst zij Ierland om haar zogenoemde inclusiviteit, maar faalt te erkennen dat het land nog steeds kampt met een gebrek aan goed opgeleide leraren en beperkte financiële middelen om de beloofde inclusie waar te maken. Bovendien lijkt ze blind te zijn voor de realiteit: veel migrantenkinderen in Ierland blijven achter in vergelijking met hun autochtone leeftijdsgenoten.
Oostenrijk komt er eveneens genadig vanaf in haar analyse. Ze spreekt van een geïntegreerde benadering, maar hoe geïntegreerd kan een benadering zijn in een land waar het politieke klimaat steeds vijandiger wordt tegenover migranten en vluchtelingen? De praktijk laat een heel ander beeld zien, waarbij isolatie en beperkte toegang tot adequate taallessen eerder regel dan uitzondering zijn.
Wat Spanje betreft, lijkt Leufkens zich te verliezen in romantische verhalen over culturele uitwisselingen en diversiteit, terwijl ze de wanhopige realiteit van grote klassen, te weinig middelen en een gebrek aan gespecialiseerde leerkrachten verdoezelt. Spanje mag dan wel beleidsmaatregelen op papier hebben staan, de enige consistentie is de inconsistente uitvoering ervan.
Wat ook schrijnend mist in haar betoog is een diepgaande analyse van de culturele en historische contexten waarin deze onderwijsprogramma’s zich afspelen. Een kritische blik op hoe systematisch racisme en institutionele barrières de effectiviteit van deze programma’s voortdurend ondermijnen, ontbreekt volledig.
Leufkens presenteert een utopisch beeld waarin vier landen schijnbaar perfect omgaan met de uitdagingen rondom taalonderwijs aan nieuwkomers. Dit staaltje oppervlakkig optimisme doet geen recht aan de werkelijkheid en getuigt van een beschamende mate van naïviteit. De belangwekkende problemen vereist een grondiger analyse en een eerlijkere evaluatie van zowel beleid als praktijk.
Als iemand die waarde hecht aan een genuanceerde benadering en grondig onderzoek, vind ik het artikel bijzonder teleurstellend. De verheerlijking van halfbakken beleidsmaatregelen creëert een vals gevoel van tevredenheid en draagt niets bij aan de broodnodige verbetering van het taalonderwijs voor nieuwkomers in deze en andere landen.
Voor degenen die het artikel in kwestie willen raadplegen om zelf een oordeel te vellen, hier is de bron: https://neerlandistiek.nl/2024/08/taalonderwijs-aan-nieuwkomers-beleid-en-praktijk-in-engeland-ierland-oostenrijk-en-spanje/
Steven de Waard