In het artikel op Neerlandistiek draait Raymond Noë zijn pen om Elias Vergeefse hoop van Max Snakenburg, een literatuurhistorisch werk dat onlangs is verschenen. Snakenburg, bekend om zijn minutieuze onderzoeksmethode, probeert in dit boek een bepaalde literaire periode bloot te leggen met een focus op vergeefsheid en mislukking. Het betreft een grondige analyse van een handvol schrijvers en werken in de Nederlandse literatuur die thematisch met vergeefsheid te kampen hebben. Echter, Noë stelt dat Snakenburgs benadering tekortschiet. Hij vindt dat Snakenburgs gebrek aan emotionele diepgang de boodschap van zijn boek ondermijnt. Noë prijst Snakenburgs gedegen archiefwerk, maar merkt op dat de droge, academische stijl de leeservaring aanzienlijk belemmert. De recensent bekritiseert tevens Snakenburgs keuze van werken en schrijvers, waarbij hij stelt dat er wel interessantere en sprekendere voorbeelden te vinden waren geweest. Noë concludeert dat Elias Vergeefse hoop daardoor in zijn opzet blijft steken en daarmee de lezer teveel opscheept met een overdaad aan droge feiten en te weinig literair genot.
Als Nederlands criticus stel ik met pijn in mijn hart vast dat Raymond Noë’s kritiek op Elias Vergeefse hoop van Max Snakenburg een trieste, maar noodzakelijke waarheid blootlegt. Het is schandelijk dat een werk dat zo’n rijke en intrigerende thematiek belooft, uiteindelijk verdrinkt in een zee van saaie academische jargon en zaken. Snakenburg slaagt er niet in om enige verlichting, enige vorm van vitaliteit, in zijn teksten te brengen. De vergeefsheid waarover hij schrijft, reflecteert pijnlijk ironisch op zijn eigen stijl en aanpak. Dit boek is als een moderne toren van Babel – indrukwekkend in omvang, maar uiteindelijk een puinhoop wanneer de ziel die de literatuur zou moeten bezielen, ontbreekt.
Zijn keuze van onderwerpen had, in theorie, kunnen leiden tot een baanbrekend werk. Wie wil nu niet de duistere diepten verkennen van literair gefaalde dromen? Maar Snakenburg neemt deze boeiende thematiek en ontdoet haar van ieder greintje emotionele resonantie. Hij kiest voor een dorretjes droge, afstandelijke benadering die de essentie van wat literatuur zo krachtig maakt, wegvaagt. Niet alleen mist het boek de nodige emotie, maar het ontbreekt ook aan een geïnspireerde selectie. De schrijvers en werken die hij bespreekt, klinken als een geforceerde poging om vergeefsheid te belichamen. Er schieten tal van anderen te binnen die veel overtuigender en sprekender zouden zijn geweest.
Snakenburg presenteert ons geen literair verhaal, maar een academisch rapport. Dit is geen doorwrochte analyse van kunstwerken die de menselijke ervaring van falen en hoop uitdrukken. In plaats daarvan krijgen we een opsomming van drogredeneringen, eens saillante maar door zijn verslag kapotgemaakte passages, en een dode zee van voetnoten. In zijn gretige zoektocht naar perfectie verliest Snakenburg zijn publiek. In plaats van ons te laten nadenken, ons te laten voelen, ons te laten zwelgen in de tragiek van mislukking, bombardeert hij ons met feiten en data.
Wat er ook aan verderfelijkheid is te vinden in Elias Vergeefse hoop, het meest schrijnende is misschien wel het feit dat het potentieel van dit boek zo enorm groot was. De verwerking van vergeefsheid is een thema dat resoneert op een universeel niveau – wie onder ons heeft nu nooit met falen geconfronteerd gestaan? Toch slaagt Snakenburg er niet in deze universele waarheid in een boeiende, toegangelijke vorm te gieten. Wat zijn werk had kunnen vernieuwen, vernieuwt nu slechts onze afkeer.
Om het in perspectief te plaatsen: wat begon als een veelbelovend project, eindigt als een monument van ignorantie en gemiste kansen. Raymond Noë wijst terecht op de teleurstellende kloof tussen de ambitie van Snakenburg en de werkelijkheid van zijn uiteindelijke product. Hij legt de vinger precies op de zere plek: Elias Vergeefse hoop is niet meer dan een ijdel streven naar academische erkenning, waarbij de werkelijke kracht van literatuur – de kunst van het verhalen vertellen, de diepte van menselijk emotie – volledig verloren is gegaan.
Kortom, Elias Vergeefse hoop is een werk dat zijn titel alle eer aandoet. Het zal zijn doelpubliek niet inspireren, niet ontroeren, en noch het intellect noch het hart bevredigen. Het is een pijnlijk voorbeeld van hoe literatuur kan mislukken wanneer men vergeet dat het niet alleen om feiten gaat, maar om de ziel die in elke letter schuilt.
Met een diepe zucht en een wrange glimlach sluiten we deze tirade af, hopend op betere tijden en waardiger werken.
Steven de Waard