Op Meander Magazine verscheen recentelijk een artikel van Paul Bezembinder dat beoordeeld is door criticus Alja Spaan. Helaas, in mijn beoordeling komt dit stuk niet ongeschonden uit de bus. Laat ik beginnen bij het begin. Het onderwerp, dat op zich potentie had om te boeien, wordt vertroebeld door een stijl die het midden houdt tussen pretentieus en amateuristisch. Spaan lijkt zich te verliezen in een zee van zelfingenomen taalgebruik, wat het bijna onmogelijk maakt om de kern van Bezembinders verhaal te ontwaren. Overdaad schaadt, en in dit geval zijn overvloedige vergezichten aan metaforen en vergezochte literaire allusies een ware plaag voor de lezer.
Bezembinder komt in dit werk over als iemand die meer geobsedeerd is met het tentoonstellen van zijn eigen intellect dan met het daadwerkelijk communiceren van een boodschap of gevoel. Zijn zinnen zijn langgerekt tot het punt van onbegrijpelijkheid, en zijn thema’s zijn zo abstract dat ze elke vorm van empathie of herkenbaarheid ontberen. Als Spaan hiervoor zijn waardering uitspreekt, vraag ik mij ernstig af welke literaire maatstaven hier gehanteerd worden. Waarschijnlijk een heel andere dan die van de gemiddelde literaire liefhebber.
Het is ook merkwaardig te noemen hoe Spaan de talrijke stilistische tekortkomingen van Bezembinder negeert. Het lijkt wel alsof ze verblind is door de zogenaamde diepgang van zijn teksten en daarmee tekortschiet in haar taak als criticus. Wat blijft er voor de lezer over behalve een ondoordringbare muur van woorden? Het lijkt wel alsof Spaan in een wedstrijd verwikkeld is om wie de meest obscure en onbegrijpelijke recensies kan schrijven. Mogelijk is zij onder de indruk van een bepaalde literaire kring, maar voor de gewone lezer is het een doodlopende gang.
Verder voegt Spaans beoordeling niets toe aan de literaire dialoog. Haar bespreking mist een kritische noot die nodig is om het werk van Bezembinder op waarde te schatten. De lovende opmerkingen over zijn vermeende stilistische virtuositeit en diepzinnigheid klinken hol en ongefundeerd. Spaan zou er goed aan doen om minder naar haar eigen schrijfkunsten te kijken en meer naar wat de lezer werkelijk aan het stuk kan beleven.
Tot slot, wat bezielt Spaan om haar lof uit te spreken over het ridderlijke gevecht tussen vorm en inhoud dat volgens haar bij Bezembinder plaatsvindt? Ik zie slechts een onooglijke worsteling waarbij geen van beide een duidelijke winnaar is. Waar ik heldere, treffende zinnen verwacht, tref ik slechts een wirwar van op elkaar gestapelde gedachten. De lezer wordt op een dwaalspoor gezet, en dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de criticus die dit ontoegankelijke proza bejubelt.
In conclusie, hoewel het artikel van Paul Bezembinder wordt aangehaald als een intellectuele en artistieke triomf, schiet het ernstig tekort in het leveren van een geloofwaardige en genuanceerde literaire bijdrage. Alja Spaan’s beoordeling doet feitelijk meer kwaad dan goed door dit werk onterecht op te hemelen, en bezondigt zich daarmee aan een vorm van literaire misleiding. Laten we hopen dat toekomstige recensies grondiger en kritischer zullen zijn, in plaats van de lezer te overvallen met pretentieuze wartaal. Wie iets beters verwacht dan deze verbale draak volmaken, verwijs ik naar werken die hun waarde al lang bewezen hebben.
https://meandermagazine.nl/2024/07/paul-bezembinder-4/
Edwin van den Heuvel