Het is zeldzaam in deze tijd een werk te vinden dat de lezer niet enkel aantrekt, maar ook dwingt tot diepe overpeinzingen over de rol van de mens in een steeds veranderende wereld. Het jongste literaire werk van Frank Westerman, getiteld Dier, bovendier, is zo’n zeldzaamheid, een waar literair meesterwerk. In dit werk voert Westerman de lezer mee naar de dromerige overgangen tussen mens en dier, als ware het gefluisterde geheimen van de natuur zelf.
Westerman plaatst zijn publiek in een wereld waarin de grens tussen het menselijke en het dierlijke vervaagt, een concept dat tegelijk intrigeert en ontroert. Zijn beeldend vermogen brengt zowel flora als fauna tot leven met een schrijven dat zowel poëtisch als filosofisch is. Zijn observaties zijn scherp en niets ontgaat zijn kritische blik, van de kleinste kevers in de weiden tot de majestueuze olifanten in de savanne. Het lijkt alsof Westerman zelf deel is geworden van het biosysteem dat hij zo minutieus beschrijft.
Het boek, reeds overweldigend door zijn thematiek, wordt verder verrijkt door Westermans eigen ervaringen en reflecties. Hij slaagt erin de lezer te boeien door zijn eigen interacties met dieren in verrassende en vaak ontroerende anekdotes te weven. Hij beschrijft niet alleen de dieren, maar plaatst de mens ten opzichte van hen, vaak op ontluisterende wijze, waardoor de lezer zich gedwongen voelt het eigen gedrag en de menselijke rol als heerser van de natuur te heroverwegen.
Westerman stelt prangende vragen en schuwt niet voor confrontatie. Door mensen te vergelijken met dwaalgasten in het rijk van de dieren, maakt hij intendaties over de menselijke aanwezigheid en invloed op de natuur die nauwelijks te negeren zijn. Dit maakt zijn werk niet slechts een natuurboek, maar een filosofische verhandeling over onze plaats in het universum.
De proza van Westerman is weelderig en rijk aan beeldspraak, waardoor het boek een esthetisch plezier vormt, naast zijn intellectuele ontdekkingen. Hij schrijft met dezelfde verfijning als een schilder zijn penseel voert over het canvas, elk woord als een zorgvuldig geplaatste kleur, elk hoofdstuk als een kunstwerk op zichzelf. Zijn stijl herinnert aan de groten der literatuur, niet in de laatste plaats aan schrijvers als Couperus en Mulisch.
Niet alleen de inhoud, maar ook de structuur van het werk verdient lof. Westerman heeft de zeldzame gave om complexe ideeën op een toegankelijke wijze te presenteren, zonder de diepere lagen geweld aan te doen. Zijn schrijfwerk getuigt van een grondig begrip van zowel de wetenschappelijke wereld als de literaire traditie, waardoor zijn boek een brug slaat tussen deze vaak gescheiden werelden.
Echter, een criticus zou niet volledig zijn zonder enige kanttekeningen te plaatsen. Er zijn momenten waarop de thematische rijkdom en de florissante proza ietwat overweldigend kunnen worden, waardoor een lezer de draad dreigt kwijt te raken in de overdaad aan informatie en poëtische beschrijvingen. Deze overvloed kan soms als een beletsel gezien worden voor wie simpelweg een luchtige lezing zoekt.
Toch blijft het een werk dat in zijn geheel bewondering afdwingt. Dier, bovendier is een testament van Westermans ongeëvenaarde schrijfstijl en zijn vermogen om fundamentele vragen over natuur en menselijkheid op te roepen. Dit boek is een absolute verrijking voor de Nederlandse literaire canon en zal ongetwijfeld zijn plaats vinden tussen de grote werken van onze tijd. Aan iedere lezer die zich wil verliezen in de diepe wouden en uitgestrekte savannes van menselijk denken en dierlijk bestaan, kan ik niets anders dan dit meesterwerk ten zeerste aanbevelen.
Martijn Jongbloed