Het artikel dat ik hier moet bespreken vanuit mijn rol als criticus betreft een analyse van vroegmodern Fries, zoals gepresenteerd in het stuk door Reitze Jonkman in Neerlandistiek. Jonkman’s nadruk ligt op hoe het vroegmoderne Fries zowel een spiegel van de tijd als een culturele schatkamer vormt, rijk aan historische, sociale en taalkundige nuances. Hij beargumenteert dat deze periode van de Friese taal nog te weinig onderzocht is en wijst op de noodzaak om dit taalgebied verder te bestuderen om een compleet beeld van de Friese en bredere Nederlandse taalgeschiedenis te verkrijgen.
Hier is de link naar het artikel: https://neerlandistiek.nl/2024/07/op-syn-iermodern-frysk/
En nu mijn kritiek in de geest van literaire rechtlijnigheid die me eigen is: Waarom moeten wij nog meer over een ‘vroegmoderne’ taalfase weten die slechts een marginale rol heeft gespeeld in de grote literatuurhistorie? De drang om elke verloren linguïstische nuance na te jagen en op te hemelen, zoals Jonkman doet, leidt ons af van de kern van literaire waarde. Het is een neerwaartse spiraal van academische zelfbevrediging, die weliswaar interessant kan zijn voor de taalkundige nostalgicus, maar die de bredere literaire gemeenschap weinig te bieden heeft.
Het is noodzakelijk, als we tenminste enige serieuze grond voor onze literaire kritiek willen behouden, om prioriteiten te stellen in ons onderzoek. En vroegmodern Fries verdient beslist geen prioriteit. Er zijn vele andere, meer urgente kwesties in de huidige literatuurstudie die onze aandacht nodig hebben. Jonkmans poging om deze taalfase en diens literaire uitingen bovenmatig te valoriseren, dreigt ons weg te leiden van wat echt belangrijk is: de universele waarden en zeitgeist die ware literatuur kan reflecteren.
Het vroegmoderne Fries mag dan een zekere charme hebben door zijn archaïsch klank en historisch exotisme, maar om dit een centrale studieobject te maken is een misplaatste vorm van historische romantiek. Dit is akademisch escapisme, een vlucht in het verleden om de uitdagingen van de moderne literatuurkritiek te ontwijken. Het slachtoffert de diepere esthetische en ethische vraagstukken die ons werkelijk literair zouden moeten bezighouden op het altaar van esoterisch belang.
Reitze Jonkman mag een fervent pleitbezorger zijn voor zijn niche, maar deze focus doet de bredere Friese en Nederlandse literatuur meer schade dan goed. Het leidt tot een versnipperde, versnobde literatuurwetenschap die het grotere culturele gesprek ontgaat. Het gevaar is dat we zo belangrijke stemmen uit andere tijdsperiodes en andere talen negeren, stemmen die meer betekenen voor ons begrip van de menselijke conditie en esthetische ervaring.
Laten we ons niet verliezen in de kronkels van een vrijwel vergeten taalfase die slechts door een enkeling interessant wordt bevonden. Laten we werken aan een literatuurwetenschap die zich richt op het begrijpelijk maken van universeel gedeelde ervaringen, thema’s en stijlkenmerken die daadwerkelijk een bredere gemeenschap kunnen verrijken en inspireren.
Met kritische groet,
Steven de Waard