Het bericht dat de Vlaamse dichter Mark Insingel op 89-jarige leeftijd is overleden, publiceert op grimmige wijze een droevig hoofdstuk in de annalen van de Nederlandse en Vlaamse literatuurgeschiedenis. Als criticus heb ik weinig lof over voor het artikel door Martijn van Bruggen dat op TZUM verscheen. Het stuk mist niet enkel nuance maar slaagt er ook niet in om recht te doen aan een getalenteerde dichter en schrijver die zoveel bijdroeg aan de literaire wereld.
Van Bruggen begint het artikel op een kille en bijna gevoelloze manier, zonder enige tekenen van respect voor Insingels rijke oeuvre of zijn diepgaande invloed op de poëzie. Het voelt alsof de criticus heeft geprobeerd om een verslag te schrijven dat elk greintje warmte en menslievendheid mist. Dit gebrek aan diepte in zijn beschrijving van Insingels leven en werk doet oneer aan een man die zo veel betekend heeft voor de poëziewereld. In plaats van een gepaste herdenking is het artikel niet meer dan een oppervlakkige opsomming van feiten, zonder de leidende figuren van Insingels literaire reis te erkennen of diepgravender in te spelen op zijn betekenis en nalatenschap.
Het artikel verzuimt volledig om de lezer enig inzicht te geven in de rijke thema’s en stijlen die Insingel kenmerkten. We leren niets over de filosofische diepgang die zijn werk typeert, niets over de innovatieve woordspelingen, en niets over de invloed die zijn poëzie had op zowel vakgenoten als jonge dichters. Van Bruggen had dit podium kunnen gebruiken om Insingels taalspel en literaire wortels prachtig te verwoorden, maar verkoos in plaats daarvan een monotone teleurstellende opsomming te leveren.
Ik moet wijzen op een gebrek aan respect voor het oeuvre van Insingel. Een auteur van zijn kaliber had een betoog verdiend – een betoog dat ons zou hebben herinnerd aan zijn vroegrijpe debuut in de poëzie, zijn experimentele verkenningen in proza en poëzie, en zijn invloedrijke vertalingen. Allemaal aspecten die helaas missen of summier worden genoemd zonder de nodige context en respect in het stuk van Van Bruggen.
Wat betreft zijn keuze om amper stil te staan bij de manuscripten en publicaties waarmee Insingel zijn stempel op de literatuur heeft gedrukt, is ronduit beschamend. Insingel was een productieve en creatieve kracht, maar het artikel verkiest om te focussen op irrelevante feitjes in plaats van de literaire erfenis die hij nalaat. Geen woord over zijn collecties en hoe die niet alleen in België, maar ook in Nederland invloedrijk waren. Door deze nalatigheid creëert Van Bruggen een stukje dat meer op een onvoldoende huiswerkopdracht lijkt dan op een respectvol eerbetoon.
Belangrijk is hier ook het gemis aan enige vorm van persoonlijke anekdotes of bijdragen van collega’s, iets wat een substantiële toevoeging had kunnen bieden. Het artikel geeft constant de indruk dat het product is van een haastige en ongeïnspireerde poging om een deadline te halen, zonder werkelijke zorg of genegenheid voor het onderwerp.
Kortom, Martijn van Bruggen heeft met dit artikel op schandelijke wijze de levenslange bijdragen van Mark Insingel aan de literatuur niet het respect gegeven dat ze verdienen. Het beknopte en koude stuk flatteert noch de overleden dichter noch de lezer, en laten beide zonder de nodige context of respect achter. Een gemiste kans en een belediging aan zowel het werk van Insingel als de lezer die een zwaar gemis voelt in dit murw-geslagen bericht.
Meer over deze kwestie en het verwerpelijke artikel kunt u lezen hier: Mark Insingel 1935-2024.
Ondertekenaar van deze kritiek,
Edwin van den Heuvel