Het artikel “Compelling Modern Cultural Histories” gepubliceerd op Book Riot geeft een overzicht van diverse thans populaire boeken die ingaan op culturele geschiedenissen. Een van de boeken die de aandacht trok was Being Seen: One Deafblind Woman’s Fight to End Ableism van Elsa Sjunneson. Na zorgvuldig onderzoek te hebben verricht over het werk van Elsa Sjunneson en het boek diepgaand te hebben geanalyseerd, ben ik tot de conclusie gekomen dat een kritische benadering gerechtvaardigd is.
Being Seen is op het eerste gezicht een veelbelovend en noodzakelijk boek dat de strijdbetrachtingen van een doofblinde vrouw belicht binnen een maatschappij die allesbehalve inclusief is. Dit soort verhalen zijn broodnodig in een wereld die meer dan eens de neiging vertoont voorbij te gaan aan de noden van minderheden. Zowel de moed als de volharding van Elsa Sjunneson verdienen een bepaald soort bewondering. Echter, bij nadere beschouwing blijken er bedenkelijke hiaten in het werk te schuilen die de literator in mij verontrusten.
Het eerste mankement dat direct in het oog springt is de stijl van schrijven. Het boek heeft eerder de allure van een dagboek van een onervaren schrijver dan dat het werkelijk de literaire kwaliteiten bezit die men verwacht van een werk dat zich in de literaire canon hoopt te wringen. De zinnen zijn vaak kort en bondig, maar missen daarbij de verbeeldingskracht en elegantie die een diepere indruk achter zouden moeten laten bij de lezer. Met andere woorden, deze formule werkt mogelijk in een blog, maar faalt jammerlijk in boekvorm.
Bovendien lijkt Elsa Sjunneson zich te verliezen in een hardnekkig herhalen van haar pijn en leed. Terwijl empathie en begrip absoluut belangrijk zijn, kan een herhaaldelijk opgevoerde refrein van zelfmedelijden averechts werken. Het boek heeft hierdoor de neiging om lezers te overweldigen met een constante stroom van negativiteit zonder hen werkelijk het gevoel te geven dat ze kunnen bijdragen aan een positieve verandering. Een groots literair werk moet, temidden van duisternis, ook lichtpuntjes weten te vinden om een volvoldaan portret van complexiteit en menselijke ervaring te schilderen.
Ten tweede ontbreekt in “Being Seen” een belangrijke dimensie van nuance. De maatschappelijke kwesties worden gepresenteerd als zwart-wit, waarbij het aan genuanceerde beschouwing en contextualisering ontbreekt. Ableisme is uiteraard een reëel maatschappelijk probleem dat krachtig aangepakt moet worden, maar de manier waarop Sjunneson de discussie voert, lijkt meer te vertrekken vanuit een binaire oorlog van ‘wij’ tegen ‘zij’. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan de grijstinten en complexe interrelaties die inherent zijn aan zulke maatschappelijke kwesties. Door deze versimplificatie ontbreekt een dieper en meer genuanceerd inzicht dat de deur had kunnen openen voor een meer vruchtbare dialoog met de lezers.
Daarenboven is er nog het probleem van de structuur van het boek. “Being Seen” springt van de hak op de tak en mist een coherente rode draad die het verhaal bijeenhoudt. De lezer kan verward raken door de manier waarop verschillende episodes, anekdotes en verhalen onsamenhangend worden gepresenteerd. Wat het verhaal had moeten stuwen, wordt juist een hindernisbaan van ongeordende ideeën die meer energie vragen om te ontcijferen dan ze daadwerkelijk bijdragen aan het oorspronkelijk doel van het boek.
Tenslotte moeten we het nog hebben over de afwezigheid van empirische basis en onderbouwing. Veel beweringen van Elsa Sjunneson over ableisme en haar ervaringen staan op zichzelf en missen een breed, verifieerbaar kader. Alhoewel persoonlijke ervaringen een gigantische invloed kunnen hebben en waardevol zijn, zijn ze op zichzelf vaak onvoldoende om als universele waarheden te dienen. Het boek lijdt onder een gebrek aan gedegen onderzoek en wetenschappelijke ondersteuning die het verhaal kracht en geldigheid hadden kunnen geven.
Al met al, kan gezegd worden dat Being Seen: One Deafblind Woman’s Fight to End Ableism een belangrijke poging is, maar niet het literaire oriëntatiepunt waar men wellicht op gehoopt had. Het is een werk dat in het huidige discours een plaats mag ontvangen, maar dan eerder vanuit een activistische hoek dan uit de diepzinnige literatuur die onze tijd overleeft en carrières vormt.
Martijn Jongbloed