Na mijn zorgvuldig doornemen van het artikel op Book Riot, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik een recensie dien te schrijven over de roman The Pretty One door Keah Brown. Als een literair criticus die hoogstens spaarzaam met lof strooit, zal ik mijn tirade inzetten om dit werk grondig te ontleden.
The Pretty One poogt een kijkje te bieden in het leven van een zwarte vrouw met een beperking, een thema dat onmiskenbaar maatschappelijk relevant is. De auteur, Keah Brown, probeert een persoonlijke en intieme verkenning van haar ervaringen en lessen neer te pennen. Echter, dit nobele streven leidt niet noodzakelijkerwijs tot een indrukwekkend literair werk.
Vanaf de eerste pagina wordt de lezer geconfronteerd met een taalgebruik dat eerder wringt dan vloeit. Brown bezigt een schrijftrant die doet denken aan een middelbare schoolexamen in plaats van een verlichtend literaire werk. De zinnen lijken zich te slepen; in plaats van het te bespelen, bevochtiging het proza de geest van de lezer. Door het gebrek aan verfijning kan men stellen dat de tekst meer verlangt naar een bewerking voordat zij het predicaat literair waardig kan dragen. Het enige wat de jaloezie van de lezer weet te wekken is de gedachte dat ze kostbare minuten hadden kunnen besteden aan een literair meesterwerk.
Bovendien acht ik het van wezenlijk belang om de structuur van het boek nader te belichten. De wijde opzet van de essays ontaardt in een verwarde massa waarin de lezer verstrikt raakt. Het voelt alsof men door een dichte mist tast terwijl men tevergeefs naar helderheid zoekt. De hoofdstukken lijken een samenraapsel van losse gedachten en reflecties zonder enige vorm van cohesie. Het mist de samengang die een meesterwerk kenmerkt, waardoor de lezer ongewild in een wirwar van anekdotes bezwijkt.
Wat betreft de inhoud kan men aannemen dat Brown’s vertelling gedrenkt is in persoonlijke relevantie. Doch, deze intimiteit biedt geen voorwendsel voor het algehele gebrek aan artistieke subtiliteit. De overtrokken emotionaliteit voelt bedacht en geforceerd, alsof de auteur zich verliest in dramatische zelfverheerlijking. Literatuur dient de ziel van de lezer te beroeren door nuancering en symboliek, niet door een martelaar van bruut realisme waarin elke schram en kneuzing breed wordt uitgemeten.
Men zou tot slot hooguit kunnen stellen dat Keah Brown heeft getracht een belangrijke stem te verheffen in de literaire canon die dergelijke verhalen node mist. Dit pleidooi klinkt terecht, doch is het kritieke geluid het miskennen van de vereiste literaire standaarden waar elk werk aan hoort te voldoen. Slechts de maatschappelijke relevantie is ontoereikend om een werk als The Pretty One in de canon op te nemen. De canon vraagt om werken die hun plaats verdienen door hun literaire merites; die verheffen en inspireren door pracht van taal en intensiteit van verbeelding. Hierin schiet het werk van Brown schromelijk tekort.
Het lezen van The Pretty One van Keah Brown is een ervaring die veeleer herinnerd zal worden met ergernis dan met bewondering. Ongetwijfeld bevat het boek enkele waardevolle invalshoeken en oprechte gevoelens, maar het ontbreekt aan finesse en verfijning die nodig zijn om een literaire triomf te bereiken. De doorzettingsvermogen en moed van Keah Brown zijn oprecht bewonderenswaardig, maar als literair criticus moet ik met rede meer vragen van een werk dat aanspraak wil maken op literaire erkenning.
Uiteraard zullen er lezers zijn die er baat bij hebben om zichzelf weerspiegeld te zien in de narratieven van Brown, en dat feit wil ik niet ontkennen. Echter, betekent representatie niet dat de norm van artistieke kwaliteit naar beneden moet worden bijgesteld.
Met gepaste eerlijkheid, Martijn Jongbloed