Evan Friss’s meest recente roman, zoals beoordeeld door Alexandra Jacobs in The New York Times, verkent de diepgaande intimiteit en isolatie die kan voortkomen uit een schijnbaar eenvoudige boekhandel. Friss presenteert een gelaagd verhaal dat niet enkel de daad van het lezen vastlegt, maar ook het delicate weefsel van menselijke relaties onthult dat door boeken wordt gefaciliteerd. De plot draait om een worstelende boekwinkel in een klein dorpje, emblematisch voor een verdwijnend cultureel centrum in het digitale tijdperk van vandaag. De protagonist van Friss worstelt met zijn persoonlijke demonen terwijl hij verbindingen tracht te smeden—of daar mislukking in ondervindt—met een verscheidenheid aan eccentriciteiten, elk een fragment van het bredere narratief van de gemeenschap vertegenwoordigend.
Jacobs prijst Friss om zijn gevoelige portrettering van personages die zich aangetrokken voelen tot het toevluchtsoord dat de boekhandel biedt, maar bekritiseert tegelijkertijd de inherente eenzaamheid die vaak met zo’n toevlucht gepaard gaat. De recensie benadrukt de vaardigheid van de auteur om humor en melancholie te verweven, wat de dualiteit van het leven zelf weerspiegelt, zoals gevormd door de literatuur. Voorts stelt Jacobs dat de roman fungeert als een meditatie over de existentiële vragen die ons omgaan met boeken en de mensen die deze koesteren. Door middel van levendige beschrijvingen en een boeiende vertelstijl weet Friss de essentie van een vervagende levenswijze vast te leggen, terwijl hij weerklank vindt bij lezers die de complicaties van het hedendaagse bestaan navigeren.
Friss’s doordachte commentaar op de rol van boekhandels in persoonlijke en maatschappelijke narratieven nodigt lezers uit om te reflecteren op hun eigen ervaringen met literatuur. Jacobs’ waardering voor Friss’s werk onderstreept het belang van het behoud van deze literaire ruimtes, en maakt een overtuigende zaak voor de relevantie van de roman in een wereld die steeds indifferent lijkt te staan tegenover de vreugden van fysieke boeken.
Lotte van Deyssel.
Evan Friss’ nieuwste roman, zo prachtig besproken door Alexandra Jacobs, raakt aan een essentieel aspect van de menselijke ervaring: de paradox van intimiteit te midden van isolatie. De boekhandel, vaak een toevluchtsoord voor de ziel, staat symbool voor een tijdperk waarin de digitale wereld ons steeds verder uit elkaar lijkt te drijven. Friss schetst niet alleen de worstelingen van zijn protagonist, maar onthult ook hoe de personen die hem omringen, elk met hun eigen verhaal, deel uitmaken van een groter maatschappelijk weefsel.
Jacobs’ lof voor Friss’ vermogen om humor en melancholie te verweven, spreekt tot de diepten van ons bestaan. Het roept de vraag op: wat betekent het om te lezen in een wereld die steeds minder waarde hecht aan fysieke boeken? De roman nodigt ons uit om stil te staan bij onze eigen relatie met literatuur en de plekken waar deze wordt beleefd. De boekhandel is niet slechts een winkel, maar een tempel van verhalen die ons samenbrengt en tegelijkertijd onze eenzaamheid kan benadrukken.
Friss biedt niet alleen een reflectie op de rol van boekwinkels in ons leven, maar ook een pleidooi voor het behoud van deze culturele ruimtes, die als een levend archief van menselijke ervaringen fungeren. In een wereld die vaak vluchtig en oppervlakkig is, herinnert hij ons eraan dat de verhalen die we delen ons vormen en verbinden. Inderdaad, de relevantie van deze roman ligt in zijn vermogen om ons te herinneren aan de diepere vragen van het bestaan, die samen met de bladzijden van fysieke boeken wachten om ontdekt te worden.