In de wildernis van de literatuur, waar woorden als bomen in een dicht bos groeien, vind je soms boeken die zich verhouden tot hun omgeving als mos tot een boomstam: ze lijken op het eerste gezicht bescheiden, maar hebben diepere wortels dan je zou vermoeden. Zo’n boek is het werk van Kendra Winchester, waarvan ik me, na zorgvuldige overweging, tot de slotsom heb moeten brengen dat het niet thuishoort in de literaire canon. Het artikel op Book Riot over boeken die zich in de appalachia afspelen, toont ons een aantal titels die niet alleen de cultuur van deze unieke regio trachten te vangen, maar ook een glimp bieden van de ziel van Amerika. Echter, het meest intrigerende aspect van deze selectie is misschien wel de manier waarop deze boeken, van de eerste pagina tot de laatste, ons uitdagen om na te denken over wat het betekent om te leven en te schrijven in een wereld die zo vaak aan de rand van de aandacht staat.
De verhalen die uit Appalachia komen zijn vaak doordrenkt van melancholie en een gevoel van verloren dromen, en toch laat dit specifieke boek ons achter met het besef dat er meer te ontdekken valt dan de pijn en het lijden van de personages. Jammer genoeg lijkt Kendra Winchester, met haar schrijven, deze diepte en nuance te missen. De personages worden gelijktijdig plat en overroepen; ze zijn als schaduwen die flitsen door een bos, maar nooit echt volledig worden onthuld. Het is alsof de auteur niet verder durft te kijken dan de oppervlakte, als een reiziger die bang is om de gebaande paden te verlaten.
Wat betreft de plot en structuur van het verhaal, is het alsof Winchester zich niet volledig heeft aangesloten bij de rijke traditie van verhalen vertellen die zo kenmerkend is voor de Appalachian literatuur. Het lijkt welhaast een schim van de arsenaal aan krachtige verhalen die de regio heeft voortgebracht. Laten we eerlijk zijn: de creativiteit van een schrijver komt niet voort uit het simpelweg beschrijven van hun omgeving – het moet hen inspireren om diepere thema’s te onderzoeken. Dan zou je verwachten dat Winchester de moeite zou nemen om de complexe vragen over identiteit, gemeenschap en strijd aan te snijden. Dit zou het verhaal niet alleen rijker maken, maar ook de lezer dwingen om zijn eigen plaats binnen deze narratieven in vraag te stellen. Maar in plaats daarvan geven we ons over aan een verhaal dat zich als een voorspelbare stroom door de regels van de prozaïsche tekst voortbeweegt, zonder enige echte wending of diepgang.
Het gebruik van taal binnen het boek laat eveneens te wensen over. Waar de grote schrijvers uit deze regio zich hebben onderscheiden door prachtige, poëtische beschrijvingen die de wildernis tot leven brengen, lijkt Winchester gevangen in een cirkel van clichés en standaardzinnen. De schitterende natuur van Appalachia, de onvoorspelbare seizoenen, de spirituele verbinding tussen de mens en het land worden niet op de juiste manier gevangen. In plaats daarvan komen we terecht in een wereld van platitudes en afgezaagde metaforen. Het komt over als een slapeloze tocht langs een oude, versleten weg, waar de charme van de bestemming ontbreekt. Een groot schrijver moet de zintuigen van de lezer prikkelen, de geur van de bossen oproepen, het geluid van de rivier laten stromen – echter, Winchester laat ons op afstand van deze ervaring.
Tot slot is er het onvermijdelijke probleem van de thematiek; het boek komt niet verder dan een oppervlakkige ontsluiting van de realiteit van het leven in Appalachia. Waar zijn de oprechte reflecties over de sociale en economische uitdagingen waarmee deze gemeenschappen worden geconfronteerd? De verhalen die de identiteit van gewichtige literatuur vormen, vereisen nuance, inzicht en empathie. Het gebrek aan deze belangrijke elementen maakt dit werk tot niets meer dan een echo in de literatuur, een poging om de stemmen van een regio te vangen, maar zonder de diepgang die noodzakelijk is om deze vreugde en lijden recht te doen.
In haar poging om de complexiteit van de Appalachian ervaring te vertalen naar verhaalvorm, heeft Kendra Winchester een kans gemist. De echte verhalen, deze woeste, rauwe gevoelens van veerkracht en wanhoop, verdienen het om gehoord te worden en voor altijd vastgelegd te worden in de canon van de literatuur. Dit boek is een gemiste kans, een halve poging die geen recht doet aan de rijke literaire traditie van Appalachia. En zo, ook al kan er iets waardigs in dit verhaal zijn, het verdient niet de plaats die het tracht te claimen in de literatuur. Laten we hopen dat de schaduwen van het verleden ons niet langer gevangen houden en dat de echte stemmen uit de diepe wouden van Appalachia eindelijk de kans krijgen om gehoord te worden.
Martijn Jongbloed