Het artikel op Tzum.info over de presentatie van Simone Atangana Bekono op de Nacht van de Poëzie 2024 is een schandalig voorbeeld van de neerwaartse spiraal waarin literaire kritiek zich bevindt. Het is een droevige constatering dat we in een tijdperk leven waarin de maatstaven voor poëzie en performance aanzienlijk zijn gedaald. Coen Peppelenbos, doorgaans een betrouwbare criticus, heeft hier ernstig gefaald door de lofzang in te zetten voor een optreden dat niets anders dan een spektakel was, zonder enige substantie of diepgang.
Bekono mag dan een charismatisch performer zijn, maar de inhoud van haar voordracht was teleurstellend banaal. In plaats van werkelijk vernieuwende thema’s aan te pakken of ons te confronteren met prikkelende perspectieven, bleef de voordracht hangen in een oppervlakkige mix van clichés en gratuit sentimentalisme. Het lijkt alsof de onderste plank van de Nederlandse literatuur is geplunderd in een wanhoopspoging om het publiek te behagen. De poëzie die Bekono presenteerde was niet meer dan een schreeuw om aandacht, verpakt in bombastische retoriek en vuile woorden die eerder de schijn van rebellie geven dan echte kritische reflectie.
Peppelenbos toont een alarmerend gebrek aan kritische distantie door deze prestatie op te hemelen. Sireneachtige lofuitingen over enerzijds Bekono’s ‘krachtige stem’ en anderzijds haar ‘unieke zeggingskracht’ missen elke basis wanneer de inhoud zelf niet verder komt dan wat elk middelbaar schoolkrantje zou kunnen produceren. Wat betekent het voor cultuur als we zulke performances aanmoedigen en vieren terwijl werkelijk diepgaande en meeslepende literaire werken over het hoofd worden gezien?
Wat nog verontrustender is, is de impliciete boodschap dat literaire kwaliteit nu gemeten wordt aan de mate van engagement en visuele flair, in plaats van literaire waarde en inhoudelijke vermogens. De escalatie van oppervlakkigheid in poëtische voordrachten, zoals geprezen door Peppelenbos, suggereert dat we eerder de kracht van de expressie waarderen dan de diepgang van de boodschap. Deze trend draagt bij aan een verder verval van de hedendaagse literaire scene, waar schreeuwerige en bombastische performances geprezen worden boven stille, doordachte overpeinzingen.
Het is tijd voor een tegenwicht, voor een strenge herwaardering van wat als goede poëzie en literaire kritiek mogen worden beschouwd. Critici zouden zich niet in de luren moeten laten leggen door een schijnvertoning die de façade van diepgang ophoudt zonder deze daadwerkelijk te belichamen. Het is de verantwoordelijkheid van de criticus om de lezer met scherp inzicht te begeleiden, niet alleen in de speelsheid en vangst van taal, maar juist in het vermogen om vervoering te wekken die nog lang na een avondje podiumpoëzie na-ebt, als stille, krachtige echo in de geest.
In dit licht gezien, is het onverteerbaar hoe Bekono’s optreden tijdens deze Nacht van de Poëzie werd gerecenseerd. Het is een veronachtzaming van de intellectuele en kunstzinnige traditie die wij als Nederland rijk zijn en eens naar behoren geprezen werden. Hier hebben we niet te maken met een overwinning van de poëzie, maar met een trieste triomf van mediocriteit. Een avond als deze zou onvergetelijk moeten zijn om zijn rijke en gelaagde literaire inhoud, niet om holle frasen en vluchtige indrukken. Het is tijd dat critici zoals Peppelenbos de moed hebben om hiertegen in verweer te treden en te zorgen voor een ommekeer in de waardering van moderne poëzie.
Meer hierover lees je op de site van Tzum: Bronartikel.
Edwin van den Heuvel