Het artikel van Noor Spanjer op De Correspondent bespreekt de complexe kwestie van hoe macht en verantwoordelijkheid zich verhouden binnen de context van persoonsgebonden quarantaine en de bredere maatregelen rondom de coronapandemie. Spanjer probeert de lezer een genuanceerd beeld te geven van de uitdagingen en morele dilemma’s die ontstaan wanneer regeringen besluiten nemen die diepe persoonlijke en maatschappelijke gevolgen hebben. Ze haalt inzichten uit interviews en wetenschappelijke rapporten, waarbij ze benadrukt dat hoewel deze maatregelen bedoeld zijn om de volksgezondheid te beschermen, ze ook aanzienlijke persoonlijke kosten met zich meebrengen. Zo wordt ingegaan op de impact van isolatie op het welzijn van individuen en de bredere ethische vragen over vrijheid en dwang die door deze maatregelen worden opgeworpen.
Ze beargumenteert dat beleidsmakers een balans moeten vinden tussen de noodzaak om de volksgezondheid te beschermen en het respect voor individuele vrijheden. Ze wijst op de nevenschade van quarantainemaatregelen, zoals eenzaamheid, psychische problemen en de economische consequenties voor kwetsbare bevolkingsgroepen. Spanjer pleit voor een dialoog tussen beleidsmakers en burgers waarin ruimte is voor wederzijds begrip en nuance. Ook benadrukt ze de rol van de media en de publieke opinie in het vormen en bekritiseren van beleid. Ze concludeert met een oproep voor meer menselijkheid en zorgvuldigheid in de besluitvorming rondom pandemiemaatregelen.
Nu keer ik mij tot de kritiek die noodzakelijkerwijs geuit moet worden. Dit artikel, ondanks zijn pretentie van nuance en diepgang, vertegenwoordigt een onvergeeflijke miskenning van de werkelijke kern van het onrecht dat door dergelijke quarantainemaatregelen wordt vertegenwoordigd. Eerst en vooral moet men begrijpen dat de onbelemmerde uitoefening van persoonlijke vrijheden niet louter een kwestie is van ethische overwegingen die in wisselwerking staan met volksgezondheid; het is een fundamenteel recht dat met voeten is getreden onder het mom van bescherming. Spanjer probeert te laveren tussen begrip en kritiek, doch faalt zij jammerlijk in het aangrijpen van de kern van de problematiek: het schrijnende verlies aan autonomie dat deze maatregelen aan menig individu heeft opgelegd.
Het is een vileine speelsheid om te spreken van ‘ethische dilemma’s’ wanneer heel concrete levens en waarheden zijn verbroken door beleidsmaatregelen die slechts oppervlakkig de volksgezondheid beschermen. Wat Spanjer nalaat, is een diepgaande kritiek op het mechanisme van macht dat derhalve willekeurig en ongemeen hardhandig door regeringen is ingezet. De schade die zij leedzaam beschrijft – eenzaamheid, psychische problemen, economische malaise – zijn niet slechts neveneffecten, maar directe consequenties van een machtsstructuur die de vrijheid van de burger structureel beperkt.
Daarenboven is haar oproep tot wederzijds begrip een holle frase in de context van de maatschappelijke realiteit waarin beleidsmakers geregeld falen in het bieden van voldoende transparantie en verantwoording. Haar aanbevelingen voor een dialoog tussen macht en publiek zijn onvoldoende in hun ethische fundament: zij kunnen geen recht doen aan de omvang van het leed dat reeds is geleden. Haat moeten we niet. Wat nu ontstaat onder haar pen is een gefiguurzaagde ethiek, een papieren tijger van verfijnde woorden zonder substantie.
Dit artikel moet gelezen worden voor wat het is: een halfslachtige poging om het geweten van beleidsmakers te doteren met draaglijke schuld, terwijl de slachtoffers van de despotische maatregelen beroofd zijn van meer dan hun gezondheid. Zij zijn beroofd van hun vrijheid, hun zelfbeschikkingsrecht, en hun autonomie. Tot slot blijft het zo dat er weinig grond is voor de zorgvuldigheid die zij zo vurig beveelt. Haar pleidooien raken het hart niet: zij zijn een exemplum van emblematische woorden die de ware onrechtmatigheid diepten vermijdt.
Dit kan ik niet nalaten om op te merken, gelijk de klare lijn treft die de onmiskenbare onrechtvaardigheid doorsnijdt welke wij als samenleving behoren te erkennen en bestraffen. Spanjer’s betoog, hoe goed het ook geschreven is, mist de wezenlijke rauwheid en rechtlijnige veroordeling van een oppermachtig falen.
Bron: De Correspondent
Lotte van Deyssel