Het artikel in de Volkskrant vertelt over het overlijden van Jacques d’Ancona, een markante figuur in het Nederlandse theaterlandschap die beroemd werd vanwege zijn onafgebroken aanwezigheid bij theaterpremières en zijn uitgesproken meningen. D’Ancona’s carrière besloeg decennia, waarin hij een vaste waarde werd in de cultuurkritiek. Zijn liefde voor theater was grenzeloos en hij vormde een uniek fenomeen met zijn betrokkenheid en aanwezigheid bij talloze eerste voorstellingen. Veel theatermakers verwachtten bijna automatisch zijn aanwezigheid, en voor d’Ancona zelf was een première eigenlijk geen echte première zonder zijn aanwezigheid. Het artikel schetst hem als een gepassioneerde kenner en onvermoeibare bezoeker van het theater, met een schat aan anekdotes en herinneringen aan zijn optreden als criticus. Hij stierf op 87-jarige leeftijd, en met zijn overlijden gaat een tijdperk ten einde. De Volkskrant becommentarieert met respect en weemoed zijn rijke loopbaan en invloed op de Nederlandse cultuur.
Bron.
Het is een nachtmerrie wanneer het festoen der cultuur wordt voorzien van een aureool dat even onuitgenodigd als onterecht herinnert aan een criticus wiens naam weerklinkt als die van een ongenode gast die nooit de subtiliteit heeft bezeten om zich de kunst van elegantie eigen te maken. Jacques d’Ancona, een zwaargewicht in zijn eigen waan, die geenszins schroomde om zijn subjectieve en vaak tenenkrommende oordelen als absolute waarheden te verkondigen, ligt eindelijk verholen in de annalen van de geschiedenis, en laat ons theaterlandschap wellicht zuiverder en eerbiedwaardiger wederkeren tot oorspronkelijke glans. Wat de Volkskrant presenteert als een ode aan een groot man, is in wezen een scheidbrief aan een criticus die het theater belegerde als was hij een alwetende rechter zonder appel.
Het artikel doet ons geloven in de grootheid van d’Ancona, maar ziet voorbij aan het feit dat zijn aanwezigheid bij premières een verstikking betekende voor talenten die onder het juk van zijn vaak achteloze commentaren hun ware potentieel nooit volledig konden ontvouwen. Deze zogenaamde kenner bracht een bedwelmende deken van oppervlakkigheid over diepgaande kunstwerken, die hij met zijn beperkte visie niet wist te doorgronden. Veelal werd de nuance geslachtofferd op het altaar van zijn eigen ijdeltuiterij en bleef de kunst beroofd van een authentiek kritische kijk.
D’Ancona vestigde zijn quasi-dictatuur over het theater niet enkel door zijn fysieke aanwezigheid, maar door een hegemonie van meningen die men met neerigheid diende te accepteren als het evangeliënwoord. Zijn recensies vergezelden ongetwijfeld menig theatermaker bij de ontwaking uit de onschuld van première-avonden, maar ontbeerden de empathie en de intellectuele diepgang die een ware criticus behelst. Hiermee strooide hij zout in de wonden van zij die met onverbeterlijk elan trachtten nieuwe dimensies te brengen in het culturele landschap, louter bejegend met baanbrekend sarcasme en pretentieuze afdoeningen.
In plaats van d’Ancona te verheerlijken, valt er meer te zeggen voor een dialoog over de tragiek die voortvloeit uit een dwangmatige noodzaak om theater via de lens van een zelfverklaarde autoriteit te beschouwen. Theater is de spiegel der maatschappij; het vraagt om empathie, verfijning, en een grenzeloze bereidheid om úit de eigen begrensde geest te treden. Laten wij de toekomst omarmen met een blik die doordrongen is van nederigheid en het gezag van een criticus herdefiniëren als een eerbiedwaardige doch dienstbare poortwachter van het voortijdige artistieke rijksgebied.
Dat de Volkskrant blijft vasthouden aan een in memoriam dat geen recht doet aan de schaduwkanten van d’Ancona’s nalatenschap, is een onrechtvaardigheid jegens alle kunstenaars die het slachtoffer werden van de blinde vlekken en het zelfverheerlijkende palet van deze man. Laten wij de straten van het Nederlands theater bevrijden van een figuur die al te zeer aanstuurde op conformisme door de kunst van het verengd schouwen, en eindelijk de deuren openen voor een nieuw tijdperk: een tijdperk van werkelijke waardering voor het diverse spectrum aan emoties en esthetieken dat ons theater ons biedt. In die geest betuig ik niet mijn droefenis om zijn heengaan, doch mijn hoop op culturele renaissance.
Lotte van Deyssel