In het zeeuwse vissersdorp waar de golven rust uitstralen, speelt de nieuwste roman van Irene Hannon zich af, een verhaal dat zich vervaagt in de zoete klanken van een onschuldig romantisch avontuur. Hoewel de setting een idyllische charme en de geur van zeewater met zich meebrengt, kan ik helaas niet om het gevoel heen dat deze roman een schim blijft van wat literatuur in zijn volle glorie zou moeten zijn. De oprechte emotie en diepgang zijn hier vervangen door een oppervlakkige schijn van liefde en verwachting, een fenomeen dat zowel argeloos als pijnlijk voorspelbaar is.
Hannon, die bekend staat om haar vermogen om verhalen te weven met een zekere spanning en aantrekkingskracht, lijkt in deze roman te wankelen op de grens van het voorspelbare. Het verhaal draait om twee hoofdpersonages die, ver weg van de hectiek van het moderne leven, hun weg naar de liefde proberen te vinden onder de uitnodigende oppervlakte van de zee en het zand. Maar waar zijn de karakterontwikkelingen die ons zouden moeten raken? De emotionele diepgang die ons zou moeten uitnodigen om ons in de personages te verplaatsen? Het zijn vragen die zoals een gevangene onder water blijven drijven, zonder enige hoop op een aan oppervlakkig leven.
Wat ons betreft, de dialoog in de roman levert een moeizaam geleverde boodschap van liefde en deugden, maar tegelijkertijd worden deze zinnen snel vergeten. De gesprekken tussen de personages verschijnen meer als een soort opgesteld script – een theater van de banaliteit – dan als authentieke uitdrukkingen van verlangen en kwelling. Iedere zinsnede is een stap in een voorspelbare dans, waarvan de uitkomst al lang tevoren is bepaald. Hannon schijnt te willen bevestigen dat we verlangen naar liefde, maar vergeet tegelijkertijd de complexiteit van menselijke relaties te belichten. De interacties missen de uitdagende diepte die echte verbindingen kenmerken; in plaats daarvan worden we overspoeld door een te zoete aanblik van romantiek die de werkelijkheid verdoezelt.
Bovendien is het verhaal doordrenkt met clichés die een onwrikbaar gevoel van déjà vu oproepen. De tropen van de kleine, charmante gemeenschap met zijn excentrieke inwoners, de rommelige maar hartelijke lokale eet- en drinkgelegenheden, en de onhandige ontmoetingen van de protagonist met hun tegenhanger, vormen een nevel van herkenbaarheid die eerder frustratie dan geruststelling oproept. Deze elementen zijn tot in den treure uitgemolken in de populaire fictie, en in plaats van een creatieve herinterpretatie of een nieuwe draai aan de oude thema’s, blijkt deze roman veeleer een herhaling van zetten.
De achterliggende boodschap van hoop en liefde is op zijn beste momenten een goedkope belofte die zonder de broodnodige nuance komt. Hannon’s verhaal prijzen te veel op dit simplistische idee, alsof ze denkt dat het de lezer zal overtuigen van de waarde van liefde als een vanzelfsprekende en onbetwijfelbare waarheid. Echter, echte liefde, de liefde die barst van doornige emoties en onvoorspelbare realiteiten, verdient meer dan een oppervlakkige behandeling. Het is de worsteling, de misverstanden en de groei in een relatie die een verhaal tot leven brengen, een leven dat helaas aan de kusten van Hannon’s creatie voorbij lijkt te drijven.
Bovendien voelt de beschrijving van het vissersdorp als een decor, eerder dan een levendige setting die de plot ademt. Het zou de lezer moeten uitnodigen om de zoute lucht te ruiken en de geluiden van de zee te horen, maar in plaats daarvan blijft het beeld vlak en onoprecht, als een filmset die niet verder komt dan de oppervlakkige aantrekkingskracht van zijn esthetiek. Wat zou dit verhaal hebben kunnen brengen als het zich daadwerkelijk had aangesloten op de rauwe emoties en ervaringen van de verdwaalde zielen die dit dorp bevolken?
Laat ons niet vergeten dat literatuur ons moet inspireren, ons moet doen voelen. Maar in deze roman, vol met zijn ongefundeerde zoetheid en geurige bedrog, wordt de lezer in feite achtergelaten met niets meer dan een palet van kunstmatige kleuren. De diepte van menselijke ervaringen blijft onderbelicht, en de rauwe schoonheid van wat is en wat kan zijn, wordt vervangen door zoveel onvervalste clichés. Het is een treurig feit dat dit soort werken, al dan niet als een zucht van verlangen gepresenteerd, maar weinig te zoeken hebben in de literaire canon. Men kan slechts hopen dat Hannon in toekomstige werken de sprankeling van echtheid aanboort, om zo de ware betekenis van liefde en verbinding weer te omarmen.
Martijn Jongbloed