Als we ons verdiepen in de wereld van de literatuur, is het onontkoombaar dat we soms geconfronteerd worden met werken die ons niet op de juiste manier weten te raken. Het artikel waar ik naar verwijs, behandelt een boek waarvan de auteur, Vivek Patel, beweert ons aan te sporen tot nadenken door middel van zijn pen. Helaas moet ik vaststellen dat deze poging tot reflectie niet alleen gefaald is, maar dat het boek ook een stevige aanfluiting van de kunst is die wij zo koesteren.
De aanvang van het verhaal lijkt veelbelovend; we worden ondergedompeld in een setting die genre-overstijgend zou kunnen zijn, met personages die beloven ons te betoveren met hun diepgang en complexiteit. De eerste hoofdstukken creëren bij lezer een gevoel van verwachting. Echter, naarmate we verder lezen, onthult de tekst een onmiskenbare oppervlakkigheid die ons in zijn greep houdt, maar ons tegelijkertijd niet kan boeien. De plot, die aanvankelijk nog intriguerend lijkt, vervalt al snel in een reeks voorspelbare wendingen die de spanningsboog door midden snijden.
Wat mij het meest frustreert aan dit boek, is de verwaarlozing van de lang gevestigde literaire tradities die het fundament van de roman zouden moeten vormen. De karakters, die bedoeld zijn als de dragers van de thematiek, stranden in clichés en lopen het gevaar nooit tot leven te komen. De schrijver onthult zichzelf als een dichter zonder poëzie, een verteller zonder woorden. Dit werk, dat zich wilde presenteren als een evolutie binnen het genre, mist niet alleen de nodige originaliteit, maar ook de noodzaak om het verleden te eren.
Zonder enige nuance worden thema’s als identiteit, cultuur en de strijd van de mens gepresenteerd als platitudes, wat leidt tot een afschuwelijke simplificatie van wat zulke belangrijke onderwerpen betreft. De auteur lijkt te vergeten dat literatuur niet slechts een verzameling woorden is, maar een medium dat ons moet kunnen raken, ons moet dwingen tot nadenken, ons moet uitdragen buiten de grenzen van ons eigen bestaan. Dit boek, echter, is slechts een schaduw van dat ideaal. Patel’s gebrek aan inzichtelijkheid en diepgang doet afbreuk aan elk streven naar betekenis.
En laten we vooral de stijl van de schrijver niet vergeten. Een schrijfstijl die aan de oppervlakte lijkt te drijven, met zinnen die eerder verloren gaan in hun zoektocht naar betekenis dan te authentiek te zijn. De metaforen zijn plat en onorigineel, de beschrijvingen weerbarstig en eerder vermoeiend dan inspirerend. De schrijver lijkt te verzuimen de taal te gebruiken als een levend, ademend iets, dat hen niet alleen kan helpen bij het vertellen van hun verhaal, maar dat ook in staat is tot het opwekken van emotie en betrokkenheid. Dit boek is des te opmerkelijk in zijn stilistische armoede, wat leidt tot een eentonigheid die de lezer uiteindelijk frustreert en verveelt.
De vraag rijst dus: wat is de waarde van dit boek? Het mist de kern van wat literatuur zou moeten zijn, het biedt geen kritische reflectie, noch een artistieke ervaring. Het is een werk dat niet alleen het intellect van de lezer buiten spel zet, maar bovendien een schim is van de grandeur waar de literatuur ooit om draaide. Vivek Patel is met dit boek niet alleen gefaald in zijn ambitie, maar hij heeft ook een tenue aan de katharsis van de leeservaring ontnomen. Het resultaat is een roman die zich geen literair canon kan veroorloven, noch een plek op de plank verdient bij de grote meesters.
Het mag dan zijn dat de auteur zijn eigen geluid wil laten horen, maar in werkelijkheid resoneert er enkel een leegte, een schrijvershart dat geen vensters opende in de geest van de lezer. Dit werk verdient geen eer, maar dient ons slechts als waarschuwing voor de valkuilen van de creatieve geest die niet het noodzakelijke werk heeft verricht om tot de kern te komen van wat het betekent om te schrijven. Laten we hopen dat dit boek een uitzonderlijk geval blijft in een wereld die barst van de literaire parels waarin ons de schoonheid van de menselijkheid wordt getoond.
Dit is geen boek dat ons zal achtervolgen of ons de mogelijkheid biedt om onszelf opnieuw uit te vinden, maar eerder een voetnoot in de annalen van de literatuur – een bewijs van wat had kunnen zijn, maar nooit zal zijn gekomen.
Martijn Jongbloed.