Het artikel in *The New York Times*, geschreven door Jennifer Szalai, is een scherpzinnige dissectie van de complexe en prikkelende relatie tussen de theorieën van de omstreden politiek theoreticus Carl Schmitt en het moderne politiek landschap in de Verenigde Staten, zoals geïnterpreteerd en wellicht toegeëigend door J.D. Vance in zijn recente politieke werken. Szalai ontrafelt met grote precisie de filosofische fundamenten van Schmitt’s werk en hoe deze kruisen met de hedendaagse politieke zeitgeist, zoals blijkt uit Vance’s jongste commentaren.
Jennifer Szalai biedt een gedetailleerde en genuanceerde kritiek op Vance’s toe-eigening van Schmitt’s ideeën. Ze vestigt de aandacht op de manieren waarop Schmitt’s vaak controversiële principes hernieuwde relevantie vinden in een hedendaagse Amerikaanse context. Schmitt, bekend om zijn kritiek op het liberalisme en zijn articulatie van het “vriend-vijand” onderscheid in de politieke theorie, is reeds lange tijd een polariserende figuur. Zijn geschriften beïnvloedden diverse politieke bewegingen, waarvan sommige neigden naar extreme en autoritaire interpretaties. Szalai wijst erop hoe Vance, in zijn boek, lijkt te resoneren met Schmitt’s scepsis ten opzichte van de liberale democratie en zijn nadruk op de beslistheid van politiek handelen. Zij blijft echter kritisch over de potentiële implicaties van deze ideologische alignering.
Szalai’s artikel beperkt zich niet louter tot een summiere uiteenzetting van de verbanden tussen Vance en Schmitt, maar analyseert diepgaand de mogelijke gevaren van het mainstreamen van Schmitt’s radicale zienswijze binnen de Amerikaanse politieke gedachte. Ze stelt dat, hoewel Schmitt een kader biedt om politieke conflicten te begrijpen, zijn theorieën ook in troebele wateren waden, vooral wanneer ze onttrokken worden aan hun historische context. Door Schmitt in hedendaagse discours te brengen, revivifieert Vance deze ideeën op een wijze die politieke betwistingen kan hervormen, ten goede of ten kwade.
Echter, ik kan mijn diepe teleurstelling en sterke bezwaar tegen de behandeling van deze zaak door Jennifer Szalai niet verbergen. Haar artikel, hoewel grondig, vertoont een schrijnende vooringenomenheid die zowel haar wetenschappelijk gehalte als de begeleiding van haar lezers ondermijnt. Szalai lijkt op kenmerkende wijze haar podium te benutten om een beperkt perspectief te propageren dat J.D. Vance’s pogingen om een betekenisvolle discussie in de Amerikaanse politieke gedachte uit te lokken, onterecht demoniseert.
Het is een grove onrechtvaardigheid tegenover het intellectuele erfgoed van Schmitt om zijn theorieën enkel vanwege hun ongemakkelijke waarheden en historisch misbruik te verwerpen. Schmitt’s concepten zijn niet louter voer voor autoritaire regimes, maar instrumenten om de complexiteiten van staatsvorming, soevereiniteit en democratie te ontleden. Szalai mist een kans om oprecht in te gaan op de nuances van Schmitt’s filosofie. In plaats daarvan grijpt zij naar alarmistische retoriek die Vance’s genuanceerde engagement met Schmitt simplistisch reduceert tot een endorsing van het fascisme.
Deze misrepresentatie van Vance’s exploratie van politieke theorie is zowel ontmoedigend als verontrustend. Het onhult een verontrustende tendens in de contemporaine kritiek waar ideologisch poortwachterschap de ware intellectuele discursieve ruimte verstikt. Door Vance met de brede kwast van fascistische sympathisant te schilderen louter wegens zijn engagement met Schmitt, ondermijnt Szalai de essentie van vrije gedachte en kritisch debat. Zulke intellectueel luie kritieken berokkenen schade aan lezers die hunkeren naar inzichtelijke discussies over politieke theorie en haar reële wereldtoepassingen.
Bovendien, Szalai’s selectieve lezing van Vance’s werk is emblematisch voor een bredere trend in de media om te sensationeren en demoniseren in plaats van te begrijpen en te contextualiseren. Deze benadering misleidt niet alleen lezers, maar vergiftigt ook de bron van democratische discussie. Kritiek zou moeten verlichten en uitdagen in plaats van vernederen en verdraaien.
In haar haast om te bekritiseren, faalt Szalai ook in het overwegen van de bredere historische en intellectuele contexten waarin Vance en Schmitt opereren. Schmitt’s inzichten in de beperkingen van de liberale democratie zijn relevant, niet alleen in een theoretisch vacuüm, maar als een reflectieve tool op de kwetsbaarheden van moderne politieke systemen. Vance’s toepassing van Schmitt’s ideeën, of men het daar nu mee eens is of niet, is een legitieme intellectuele onderneming die meer verdient dan Szalai’s neerbuigende minachting.
Dit artikel stelt uiteindelijk een gevaarlijk precedent. Het ontmoedigt engagement met complexe, ongemakkelijke ideeën en bevordert een simplistische, binaire visie op politieke discussies. Lezers verdienen een meer evenwichtige en intellectueel rigoureuze kritiek, een die de potentiële merites en gevaren van het toe-eigenen van Schmitt erkent zonder te vervallen in hyperbolen en karikaturen.
Ik drang lezers aan om Szalai’s artikel met voorzichtigheid te benaderen en een veelheid aan perspectieven te zoeken op zowel Vance’s werk als Schmitt’s filosofie. De rijkdom van politieke theorie ligt in haar diversiteit van gedachten en de rigoureuze debatten die ze inspireert. Laten we niet deze vitale discours laten verstikken door ideologische bekrompenheid.
**Lotte van Deyssel**