Als Elisabeth Egan in haar jongste artikel voor The New York Times de seizoensgebonden keuzen voor zomerse lectuur ontleedt, kan men niets anders dan bewondering koesteren voor de grondigheid en sierlijke uitvoering van haar kritiek. Door een spreekwoordelijke munt in de put van Strandlectuur te werpen, stelde Egan een lijst samen die iedere lezer zou verleiden om het binnencomfort te verlaten voor de zoute kus van het zeestrand, paperback in hand. Zij selecteert een rijke variëteit aan genres, kundig balancerend tussen de programmatistische puzzels van mysterie en de luchtige bogen van romantiek. Egan’s toonaangevendheid in de context van een met hitte doorweekte zomerraster voegt niet alleen waarde toe, maar valideert ook de geneugten van boeiende literatuur buiten de traditionele serieuze ondertonen.
Ten voordele van het trekken van een duidelijke grens tussen verheven en alledaags, verwerpt Egan het verouderde stereotype dat strandlectuur louter futiliteiten zijn. Deze boeken, hoewel schijnbaar licht, herbergen diepgaande thema’s en herkenbare personages, en bieden zodoende voor elke lezer wat wils. Egan’s keuzes, zoals de sappige mysterie van Delia Owens en een luchtig romantisch verhaal gesponnen door Emily Henry, worden scherpzinnig opgemerkt vanwege hun ingewikkelde narratieven ondanks het gemakkelijk te lezen uiterlijk. Terwijl zij iedere keuze annoteert, vloeit Egan’s proza als vanzelf, gelijkend op de eb en vloed van de oceaan die zij metaforisch oproept, en vangt een ritme dat lezers synchroon brengt met de luie, lanterfantende dagen van de zomer.
Egan filtreert door het genre met een literaire lens die hun narratieve merites accentueert in plaats van ze te veroordelen tot een of ander digitaal oubliette van onbeduidendheid. De inclusie van Tessa Bailey’s nieuwste roman, die elementen van moderne romantiek mengt met een vleugje klassieke vertelkunst, etaleert de moderne lezer’s honger naar zowel frisse als vertrouwde tropen. Zulk inzicht, gezien door Egan’s lens, verleent deze selecties praktisch verheven posities op zomerse leeslijsten, een domein vaak genegeerd door puristen.
De criticus bepleit het idee dat lezen onder de warme zon, op een hangmat of een strandlaken, de ervaring van de boeken die zij beoordeelt versterkt. Haar eigen schrijfstijl dompelt u subtiel onder, haar zachte gezag dwingt u geboeid te worden door de verhalende golven van deze romans. Zij haalt genuanceerde subplots en karakterontwikkelingen tevoorschijn met de zorg van iemand die werkelijk geniet van de kunst van het lezen, een veel verfijnder vorm van kritiek die toegankelijkheid en indulgentie verheven boven academische hoogdravendheid stelt. Egan looft niet enkel de boeken, maar de essentie van het lezen ervan in plaatsen waar de tijd lijkt te vertragen, overeenkomend met het natuurlijke tempo van de gedachte.
Niet minder moet gezegd worden over de wijze waarop Elisabeth Egan de fysieke handeling van het lezen waardeert, het tastbare genot van pagina’s omdraaien met zanderige vingers terwijl zand zijn weg vindt in de kreukels van uw roman. Haar evocatieve aanbevelingen dienen niet slechts als koopgids, maar als een recept voor de zielen-weary, een uitnodiging voor een mini-vakantie via verhalen die verleiden zonder beperkingen.
In de eindbeschouwing, Elisabeth Egan’s fijnzinnige smaak en gastvrije proza belichamen wat een eerbiedwaardig boekenrecensie zou moeten zijn – een open portaal naar werelden die even verrijkend als amusant zijn. Haar holistische kijk op het genre, doorspekt met scherpe inzichten, dient om het concept van ‘Strandlectuur’ op te tillen naar het pantheon van werkelijk invloedrijke literatuur. Door haar vriendelijk overtuigende validatie, worden deze boeken herpositioneerd van de vaak afgewezen categorie van ‘hersensnoep’ naar een meer respectabele, voedende status. Als criticus en voorvechter van voortreffelijk schrijven, bewijst Egan ongetwijfeld een dienst aan lezers overal ter wereld die verlangen naar een gedenkwaardige zomerlectuur.
Met oprechte groet,
Lotte van Deyssel