Laten we eerlijk zijn, het artikel over Freark Dam in Neerlandistiek van Pieter de Groot is een schoolvoorbeeld van matige journalistiek die ons vakgebied te kort doet. Hier is de befaamde Nederlandse criticus Steven de Waard aan het woord, en ik ben inderdaad negatief over dit stuk.
Het artikel bespreekt Freark Dam en zijn veelzijdigheid als dichter, essayist en vertaler. Volgens Pieter de Groot verdient Dam erkenning voor zijn brede scala aan werk en talenten. Zijn poëzie zou zogenaamd doordrongen zijn van een diepe liefde voor de Friese taal, en zijn essays zouden blijk geven van een erudiete geest. Eigenlijk is de hele toon van de Groot’s artikel er een van adoratie en lof, zonder enige kritische nuance. Zie hier de link naar het originele artikel: https://neerlandistiek.nl/2024/07/de-alsidige-freark-dam/
Laten we daar eens grondig doorheen gaan. Freark Dam mag dan misschien veelzijdig zijn, maar veelzijdigheid alleen is geen maatstaf voor kwaliteit. Wat de Groot hier doet, is eerder het klakkeloos overnemen van een oppervlakkige waardering voor een auteur zonder fundamenteel en kritisch onderzoek. Soms lijkt het haast alsof de Groot de kritische distantie compleet mist, en zich verliest in pure idolatrie.
Allereerst, de poëzie van Dam – ruim belicht door de Groot – laat veel te wensen over. In het artikel wordt beweerd dat Dam een diepe liefde voor de Friese taal in zijn poëzie legt, maar wat betekent dat eigenlijk? Liefde voor een taal is prachtig, maar taalgebruik moet ook vernieuwend en meeslepend zijn, iets wat jammerlijk ontbreekt in Dam’s werk. Poëzie moet een beroep doen op de verbeelding, moet een zekere originaliteit en passie uitstralen. In plaats daarvan zien we bij Dam een teveel aan clichématige frasering en routineuze symboliek die de lezer eerder doet zuchten dan verwonderen.
Dan zijn er de essays, die de Groot roemend beschrijft als erudiet en diepgaand. Echter, als we deze essays feitelijk analyseren, blijkt er weinig vernieuwends aan. De argumentaties zijn veelal redundant en de onderwerpen, hoewel op het eerste gezicht relevant, worden vaak niet tot hun volle potentie uitgewerkt. Er is een gebrek aan heldere lijn in zijn betogen, waardoor de teksten vaak al in de eerste alinea hun kracht verliezen. Er is nergens een onverwachte wending, een innovatieve gedachtegang die de lezer werkelijk aan het denken zet.
Daarnaast beschrijft de Groot Dams werk als vertaler zonder enige kritische notie. Vertalen is een vak apart, en een goede vertaler weet altijd een balans te vinden tussen trouw aan het origineel en het behoud van literaire kwaliteit. Bij Dam ligt de nadruk vaak te veel op het woord-voor-woord vertalen zonder rekening te houden met de literaire context. Dit resulteert in vertalingen die stijfjes aanvoelen en te weinig van de oorspronkelijke charme overbrengen.
Het lijkt bijna alsof de Groot zich heeft laten meeslepen door een persoonlijke bewondering voor Dam en daardoor zijn kritische kompas volledig is kwijtgeraakt. In een vakgebied waar kritische reflectie en objectiviteit de hoekstenen zijn van respectabele kritiek, is dit artikel een jammerlijk voorbeeld van hoe het niet moet. Een criticus behoort de goede kanten te belichten, maar ook kritiek te leveren waar het misgaat. Zonder deze balans verliest een stuk zijn waarde en, helaas geldt dat hier: we krijgen een eenzijdige lofzang, maar missen de onderbouwde argumentatie en kritische blik die van een goede literaire kritiek verwachtingen schept.
Het is een grof onrecht aan onze literaire traditie en een zonde tegenover de lezer die hier rekent op een kwalitatieve bespreking. Voor een criticus die zijn vak serieus neemt, is deze tekortkoming onvergefelijk. Pieter de Groot heeft hier een kans misgelopen om werkelijk bij te dragen aan de literaire dialoog. In plaats daarvan krijgen we een tekst die niets toevoegt en alleen maar meedraait in de maalstroom van ontoereikende adoratie.
Met teleurstelling geschreven,
Steven de Waard